Het alfabet
Het alfabet van Te Reo Māori (de taal Māori) bestaat uit 5 klinkers en 10 medeklinkers. De klinkers kunnen een lange of korte klank hebben, in de schrijftaal hebben lange klinkers macron (een streepje) boven de letter. Māori woorden eindigen altijd op een klinker, en een medeklinker wordt altijd gevolgd door een klinker, klinkers kunnen gevolgd worden door een andere klinker.
De klinkers: a, ā, e, ē, i, ī, o, ō, u, ū.
De medeklinkers: p, t, k, m, n, ng, wh, r, h, w.
Bijna alle letters worden ongeveer uitgesproken als in het Nederlands, maar de medeklinker wh wordt uitgesproken als een f. Klik hier voor de uitspraak van de letters.
Op de website Tōku Reo kun je een complete cursus Māori volgen, je leert hier de uitspraak van woorden en letters, grammatica en een beetje van de Māori lifestyle. Compleet met podcasts, en oefeningen! Je kunt hier ook en online woordenboek vinden.
He Kupu o te Rā. Je kunt je hier inschrijven om elke dag een via de email het woord van de dag te ontvangen, uiteraard met betekenis en voorbeeldzin. Je kunt hier ook veel vinden over de grammatica.
De marae
- hui
- een bijeenkomst
- marae
- het hele gebied rondom (en inclusief) het gemeenschapshuis, hier vind je meestal ook een keuken, eetzaal, slaapgelegenheden en sanitaire voorzieningen
- haere mai!
- welkom! kom binnen!
- nau mai!
- welkom!
- tangihanga
- begrafenis ceremonie, wanneer iemand is overleden en er wordt om hem/haar gerouwd op de marae
- tangi
- huilen, rouwen (kort voor ‘Tangihanga’)
- karanga
- de ceremonie om gasten welkom te heten op de marae
- manuhiri
- gasten, bezoekers
- tangata whenua
- volk, stam die aan een bepaalde plaats behoort, plaatselijk volk, gastheer/gastvrouw
- whaikōrero
- de kunst en het praktiseren van spreken, speech houden
- kaikōrero of kaiwhai kōrero
- spreker
- haka
- zang/kreet en dans bedoeld als uitdaging
- waiata
- zang/kreet na een speech
- koha
- gift, kado (meestal geld, kan ook eten of iets kostbaars zijn, door de gasten aan de gastheer/gastvrouw gegeven)
- whare nui
- gemeenschapshuis
- whare whakairo
- gemeenschapshuis met houtsnijwerk
- whare kai
- eetzaal
- whare paku
- toilet
- whare horoi
- douche gebouw, wasgelegenheid
Concepten
- aroha
- compassie, tederheid, liefde
- ihi
- macht, autoriteit, essentiele kracht
- mana
- macht, autoriteit, of reputatie, invloed
- manaakitanga
- respect voor de gasheer/gastvrouw of vriendelijkheid naar de gasten, vermaken, zorgen voor
- mauri
- verborgen essentiele levenskracht of een symbool hiervan
- noa
- veilig van ’tapu’ (zie hieroner), niet-heilig, niet-taboe
- raupatu
- confisqueren, in beslag nemen (met kracht)
- rohe
- grens, een territorium (geografisch of spiritueel) va neen stam of sub-stam
- taihoa
- vertragen, wachten, uitstellen om plannen te laten ontwikkelen, enz
- tapu
- heilig, mag niet aangeraakt worden, moet ontweken worden omdat het heilig is, taboe
- tiaki
- zorgen voor, bewaken
- taonga
- gekoesterde bezittingen of culturele items, alles wat waardevol is
- tino rangatiratanga
- de hoogst mogelijke zelfstandige autoriteit
- tūrangawaewae
- een plaats waartoe je behoort, een positie innemen, een zetel of plaats waarmee je je kan identificeren
- wehi
- ontzag inboezemen
- whakapapa
- genealogie, voordragen van genealogie, tot stand brengen of vaststellen van verwanten relaties
- whenua
- land, thuisland, ook wel de nageboorte, placenta
Mensen en groepen
- ariki
- man of vrouw met hoge rang door afkomst
- hapū
- clan, stam, onafhankelijke groep mensen, geboren worden
- iwi
- volk, natie, stam, botten
- kaumātua
- ouder, ouderlingen, senioren in een groep verwanten
- ngāi tātou
- wij allemaal, een manier van iedereen aanspreken
- pākehā
- iedereen die niet Māori is (het is geen belediging)
- rangatira
- hooggeplaatst persoon, baas, eigenaar
- tama
- zoon, jongeman, jeugd
- tamāhine
- dochter
- tamaiti
- kind
- tamariki
- kinderen
- tāne
- man, echtgenoot, mannen, echtgenoten
- teina/taina
- jongere broer van een man, jongere zus van een vrouw
- tipuna/tupuna
- voorouder
- tuahine
- zus van een man
- tuakana
- oudere broer van een man, oudere zus van een vrouw
- tungāne
- broer van een vrouw
- wahine
- vrouw, echtgenote, vrouwen, echtgenotes
- waka
- kano, stam die afstamt van de bemanning van de ‘founding waka’
- whāngai
- geadopteerd, of pleegkind, jong persoon
- whanaunga
- familie, verwanten
Componenten van plaatsnamen
Geografische elementen zoals heuvels, rivieren, kliffen, stroompjes, bergen en bijvoeglijke naamwoorden zoals klein, groot, lang en kort, komen veel voor in plaatsnamen.
- au
- stroming
- awa
- rivier
- iti
- klein
- kai
- een van de betekenissen van ‘kai’ is ‘eten’; in een plaatsnaam betekent het dat een bepaald soort voedsel daar veel voorkomt. Kaikōura betekent bijvoorbeeld dat er op die plaats veel rivierkreeft (kōura) voorkomt en gegeten wordt.
- manga
- stroom
- maunga
- berg
- moana
- zee, of groot meer zoals bij Taupō
- motu
- eiland
- nui
- groot, veel
- ō
- of ‘o’ betekent ‘van’ (ook a, ā); veel plaatsnamen beginnen met ō, dit betekent ‘de plaats van zus-en-zo’ zoals bijvoorbeeld ōkahukura, ōkiwi, ōhau, etc.
- one
- zand, aarde
- pae
- richel, rij
- papa
- plat
- poto
- kort
- puke
- heuvel
- roa
- lang
- roto
- meer, binnen in
- tai
- kust, getijde
- wai
- water
- whanga
- haven, baai
Groeten
- e noho rā
- afscheidsgroet van een persoon die weg gaat
- e haere rā
- afscheidsgroet van een persoon die blijft
- haere mai
- welkom! kom binnen!
- hei konā rā
- doei
- kia ora
- hoi, goeiedag (informele groet)
- mōrena
- goedemorgen
- nau mai
- welkom, kom binnen
- tēnā koe
- formele groet aan één persoon
- tēnā kōrua
- formele groet aan twee personen
- tēnā koutou
- formele groet aan drie mensen of meer
- tēnā tātou katoa
- formele groet aan iedereen die aanwezig is, inclusief jezelf
Lichaamsdelen
- arero
- tong
- ihu
- neus
- kakī
- nek
- kauae, kauwae
- kin
- kōpū
- baarmoeder
- māhunga
- hoofd, haar (als je dit woord gebruikt voor ‘haar’ moet het altijd in meervoud zijn, dus moet ‘ngā’ ervoor staan)
- manawa
- hart
- niho
- tanden
- poho
- borst
- puku
- buik, maag
- raho
- testikels
- ringa
- hand, arm
- toto
- bloed
- tou
- anus
- turi
- knie
- tūtae
- ontlasting
- ū
- borsten (moedermelk is wai-ū)
- upoko
- hoofd
- ure
- penis
- waewae
- voet, voeten, been, benen